Wat het verleden ons leert over een driestrijd in de F1-seizoensfinale
In dit artikel:
Tien F1-seizoensfinales waarin titels op spectaculaire wijze werden beslist:
1950 — Monza (GP van Italië). Giuseppe Farina (Alfa Romeo) grijpt thuiszege en titel
Voor de allereerste WK‑zege eindigde het seizoen als een interne Alfa‑strijd: Fangio leidde met 26, Fagioli 24 en Farina 22 punten, terwijl alleen de beste vier resultaten telden. Farina nam bij de start in Monza direct de leiding en hield stand toen Fangio uitviel met een kapotte versnellingsbak. Fagioli werd wel derde, maar door het puntensysteem leverde dat hem niets op. Farina eindigde het seizoen als kampioen met 30 punten, Fangio 27.
1951 — Pedralbes (GP van Spanje). Fangio houdt Ferrari van zich af
In een seizoen waarin Ferrari opkwam als serieuze bedreiging stonden Fangio (27), Ascari (25) en González (21) voor de finale. Op het eenvoudige Barcelona‑circuit nam Fangio vroeg de leiding en profiteerde toen Ferrari met banden/koelingsproblemen worstelde. Hij reed naar de zege en verzekerde zich van zijn eerste wereldtitel: 31 punten tegen 25 voor Ascari.
1959 — Sebring (GP van de VS). Brabham kampioen ondanks stilstand met lege tank
Jack Brabham begon het seizoen sterk, maar uitstapjes en pech hadden de titelstrijd opengemaakt. In Sebring moest hij hoog genoeg finishen om kampioen te worden. Stirling Moss viel uit met versnellingsbakproblemen; Brabham domineerde maar raakte in de laatste ronde zonder brandstof. Hij duwde zijn Cooper naar de finish en werd vierde, voldoende om met 31 punten wereldkampioen te worden.
1964 — Mexico (GP van Mexico). Clark ziet titel door vingers glippen
Met Graham Hill (39), John Surtees (34) en Jim Clark (30) was de eindstrijd open. Clark was oppermachtig in Mexico en leidde, maar kreeg een olielek waardoor hij uitviel in de laatste ronde. Een cruciale botsing van Hill met Bandini beschadigde Hills BRM eerder in de race; Hill viel terug. In de slotfase liet Bandini bewust teamgenoot Surtees passeren, wat Surtees de titel gaf (40 punten) vóór Hill (39) en Clark (32).
1974 — Watkins Glen (GP van de VS). Fittipaldi pakt tweede wereldtitel
Het grillige seizoen had Fittipaldi en Clay Regazzoni als koplopers (beide 52 punten) met Jody Scheckter op afstand. Op Watkins Glen viel Scheckter uit; Regazzoni worstelde met zijn Ferrari en eindigde buiten de punten. Emerson Fittipaldi finishte als vierde, genoeg om met 55 punten de titel veilig te stellen, Regazzoni bleef op 52.
1981 — Caesars Palace (GP van Las Vegas). Piquet nekt Reutemann nipt
Vijf coureurs stonden dichtbij elkaar, maar Reutemann (49), Piquet (48) en Laffite (43) waren de realisten. Op het stratencircuit in Las Vegas forceerde Piquet in de race posities en passeerde Reutemann; Reutemann kreeg versnellingsbakproblemen en zakte weg. Piquet finishte als vijfde, pakte met 50 punten de wereldtitel en bleef Reutemann met één punt voor.
1983 — Kyalami (GP van Zuid‑Afrika). Piquet profiteert van uitvallers
Alain Prost begon de finale met een klein voordeel (57) op Piquet (55); René Arnoux moest winnen om nog mee te doen. Piquet vertrok goed, kreeg veel voorsprong en kon ongestoord rijden. Arnoux en later Prost vielen uit met mechanische problemen; Piquet finishte als derde en veroverde zijn tweede titel (59 punten).
1986 — Adelaide (GP van Australië). Mansell’s klapband geeft Prost de trofee
Nigel Mansell stond aan de leiding met 70 punten, Prost had 64 en Piquet 63. Op Adelaide leek Mansell op weg naar een veilige finish, maar een klapband in de slotfase forceerde zijn opgave. Williams bracht Piquet binnen voor nieuwe banden, maar Prost profiteerde en won de race; met die zege verzekerde Alain Prost zich van het kampioenschap met 72 punten, Mansell bleef op 70.
2007 — Interlagos (GP van Brazilië). Räikkönen beslist het in de laatste pitstop
Een driehoofdige strijd tussen Hamilton (107), Alonso (103) en Räikkönen (100) liep in Brazilië tot het einde door. Hamilton raakte vroeg terug door incidenten en mechanische problemen, Alonso werd vastgehouden door verkeer nadat Ferrari reageerde op Webber. Räikkönen wist door slimme pitstrategie teamgenoot Massa te overcutten en pakte net genoeg punten om voor het eerst wereldkampioen te worden: 110 tegen Hamiltons 109. Een later protest over brandstoftemperatuur werd afgewezen.
2010 — Abu Dhabi (GP van Abu Dhabi). Vettel grijpt zijn eerste wereldtitel in een vierkoppige strijd
Voor het eerst gingen vier rijders (Alonso 246, Webber 238, Vettel 231, Hamilton 222) naar de slotrace met reële kans. Alonso stond er goed voor, maar Ferrari reageerde op Webbers vroege pitstop waarna Alonso vast kwam te zitten achter Vitaly Petrov en niet voorbij kon komen op het illustere, nog zonder DRS gereden circuit. Vettel won de race en met die zege — en het resultaat van zijn concurrenten — werd hij voor het eerst wereldkampioen (256 punten), Alonso werd tweede in het kampioenschap (252).
Kort schematisch: veel van deze finales werden beslist door pech of teamtactiek in de allerlaatste ronden — mechanische storingen, bandendrama, strategische pitstops en zelfs teamorders bepaalden wie er met de wereldtitel naar huis ging. Met name de oudere kampioenschappen werden daarnaast sterk beïnvloed door reglementaire nuances zoals het tellen van alleen de beste resultaten per seizoen, wat in meerdere gevallen uitslagen later ongedaan maakte of kansen creëerde.