Moet het F1-format op de schop - en hoe? Dit zeggen onze schrijvers
In dit artikel:
„Het gaat nu heel goed, maar juist daarom moeten we niet op onze lauweren rusten. We moeten nadenken over de volgende stap”, zei F1‑CEO Stefano Domenicali voorafgaand aan de Grand Prix van Italië, waarmee hij het debat op gang bracht over aanpassingen aan het weekendformat. Naast meer sprintraces staat volgens hem ook het idee van reverse grids op de agenda, en werd gesuggereerd dat de gebruikelijke grands prix van circa 300 km voor jongere kijkers misschien te lang zijn.
Die uitspraken leidden in Monza meteen tot discussie. Vier schrijvers geven uiteenlopende visies op mogelijke veranderingen:
- Filip Cleeren waarschuwt tegen veranderingen om het veranderen zelf. Hij ziet wel nut in sprintraces als vervanging voor weinigzeggende vrije trainingen, maar vindt het huidige korte kwalificatieformat ongelukkig door verkeersproblemen. Cleeren stelt voor terug te keren naar een één‑ronde kwalificatie (one‑lap) om zuiverheid en individuele snelheid te testen. Hij verzet zich tegen reverse grids: dat zou willekeur introduceren waar sportieve verbetering gewenst is. Kortere races noemt hij een aanvaardbaar onderwerp om te onderzoeken, maar hij betoogt dat saaie wedstrijden niet per se door lengte komen; het probleem is dat er simpelweg te weinig actie en variatie op de baan plaatsvindt.
- Oleg Karpov is enthousiast over sprintraces, maar vindt het huidige model weinig toevoeging: sprinters voelen nu als een tussenactiviteit die snel wordt weggedrukt door de ‘echte’ kwalificatie. Zijn meest radicale voorstel is om de startvolgorde van een sprintrace om te draaien op basis van het kampioenschap — de leider achteraan — om echte onzekerheid en inhaalstrijd te creëren. Dat zou de vaardigheid en racecraft extra belichten en het middenveld en achterhoede vaker punten kunnen laten scoren. Ook suggereert hij om niet elk weekend een sprint te organiseren, maar bijvoorbeeld één op drie races, zodat sprintraces zwaarder en spectaculairder worden.
- Jake Boxall‑Legge wil vooral sleutelen aan het kwalificatieformat van sprintraces. Hij noemt opties als de oude one‑lap shootout, een duelformat zoals in Formule E, of andere varianten die sprintraces onderscheidend en de moeite waard maken om naar te kijken. Als technische maatregel stelt hij begrenzing van ERS‑vermogen met een extra boost‑mechanisme (push‑to‑pass) voor tactische diepgang. Zijn persoonlijke voorkeur gaat zelfs uit naar helemaal geen sprintraces en compacte tweedaagse weekenden, al erkent hij dat dat weinig draagvlak krijgt.
- Stuart Codling levert een principiële afwijzing van willekeurige startgrids. Hij betoogt dat randomisatie niet alleen een gimmick zou zijn, maar ook praktisch lastig: computergestuurde ‘willekeur’ is pseudo‑willekeurig en echte willekeur vergt speciale entropiebronnen of kwantumtechnologie. Bovendien zal menselijk patroonherkenning (apofenie) elke ongewone cluster van uitkomsten als oneerlijk ervaren, wat tot voortdurige controverse leidt. Codling is voorzichtiger en stelt dat radicale willekeur de sport meer schaadt dan helpt.
Gemeenschappelijke draden uit de debatten: er is draagvlak om te experimenteren met het weekendformat omdat promotoren en uitzenders meer spektakel willen; men is verdeeld over methoden. Voorstanders van sprintraces willen ze zinvoller maken (andere kwalificatie, omgekeerde startvolgorde of minder frequent), tegenstanders vrezen verlies van sportieve integriteit door willekeur of te veel kunstgrepen. Ook de mogelijke verkorting van races roept discussie op vanwege strategische implicaties (minder ronden = minder kansen, tenzij bandenpolitiek verandert).
Formeel zijn er nog geen ingediende voorstellen; Domenicali heeft vooral de discussie geopend. De kernvraag blijft: hoe vergroot je de spanning zonder de sportieve kern te verliezen? Teams, organisatoren en fans zullen nog moeten uitvechten welke wijzigingen daadwerkelijk ingevoerd worden.