Hoe deal met Toyota cruciaal kan zijn voor Haas F1, maar niet op tijd voor 2026
In dit artikel:
Haas en Toyota kondigden in oktober een samenwerking aan om kennis en middelen te delen. Een van de concrete doelen is de bouw van een driver-in-the-loop-simulator bij Haas’ hoofdkwartier in Banbury — een faciliteit die het team momenteel mist maar hard nodig heeft voor de overstap naar de nieuwe F1-regels van 2026. Die regels brengen actieve aerodynamica, smallere auto’s en een grotere rol voor elektrische aandrijving en energieterugwinning, waardoor rijdershandelingen veel zwaardere en directere gevolgen krijgen. Daardoor wordt simulatorgebruik cruciaal om coureurs te trainen en afstemmingen al vóór het circuit te testen.
Tot nu toe is Haas aangewezen op de simulator van Ferrari, wat logistiek en urengebruik problematisch maakt: reistijd, beperkte beschikbare sessies en de afhankelijkheid van engineers op de baan beperken de effectiviteit, zeker binnen een budgetplafond. Toyota heeft wél een sim in Keulen, maar die delen zou vergelijkbare praktische nadelen geven. De samenwerking met Toyota moet vooral het bouw- en inbedrijfstellingsproces van Haas’ eigen simulator versnellen; de benodigde gebouwkundige en elektrische aanpassingen, gespecialiseerde hardware en het bereiken van goede correlatie tussen sim en echte prestaties zijn complex en tijdrovend.
Teambaas Ayao Komatsu erkent dat Haas achterloopt: "Zeker, we lopen achter." Hij noemt de simulator een topprioriteit en zegt dat die er uiteindelijk zal komen, maar dat hij "er nog niet is" en dat voltooiing mogelijk pas in het tweede kwartaal van volgend jaar realistisch is — wat een beperking vormt voor de voorbereiding op 2026. De situatie illustreert ook dat zelfs topteams moeite hebben met sim-capaciteiten; eerder gaf Aston Martin toe dat hun simulator zwak was en haalde hen extra expertise binnen. Voor Haas betekent dit dat kortetermijnvoorbereiding blijft leunen op externe middelen, terwijl de lange-termijnoplossing eigen sim-vermogen vereist.