Een halve eeuw Van Amersfoort Racing: van de zwarte jaren naar Volkswagen-fabrieksteam
In dit artikel:
Na de triomf in 1998 met Bas Leinders en het indrukwekkende F3-debuut van Christijan Albers, belandde Van Amersfoort Racing in een diepe dip die het team bijna brak. Wat gezien werd als een logische voortzetting van succes in de Duitse Formule 3 liep vanaf 1999 stuk op onverwachte coureursswitches, financiële problemen en toenemende concurrentie.
In 1999 verloor het team Albers aan Bertram Schäfer en moest in allerijl rijders als Thomas Mutsch en Etienne van der Linde aantrekken. Sportief kwamen de zegekansen nauwelijks; hoogtepunt dat jaar was een podiumduo tijdens de Marlboro Masters dankzij wisselende kwalificatieomstandigheden, maar de relatie met de familie Van der Linde strandde en leidde tot onbetaalde rekeningen. De verhuizing van de werkplaats van Laren naar Eemnes verzwakte de focus op rijderswerving, wat volgens Van Amersfoort mede aan de problemen bijdroeg.
De teloorgang zette zich voort in 2000–2002. Prominente jongelingen zoals Jeroen Bleekemolen en Tom van Bavel konden de torenhoge verwachtingen niet invullen, terwijl technische staf—onder meer topengineer John McGill—vertrok en het deelnemersveld in de Duitse F3 explodeerde tot dertig auto’s. Meer motorleveranciers en technische variatie maakten concurrentie harder en kosten hoger. Jaarlijks een nieuwe wagen moeten aanschaffen en investeren in dure meetsystemen (zoals Bosch-dataverwerking) deden de financiële druk oplopen. In 2002 liep Rob Niessink tegen een burn-out aan en ontstond er een periode die Van Amersfoort later als “zwarte jaren” bestempelt.
Een lichtpuntje kwam uit het KNAF Talent First-project (2001), dat jong talent als Ho-Pin Tung bij het team bracht en sportieve voldoening gaf, maar nauwelijks financiële ademruimte. De situatie kantelde pas toen Renault Nederland via autosportmanager Ron Boon in 2003 twee Formule Renault-auto’s aanbod. Dat bood directe redding: Van Amersfoort zette Giedo van der Garde en Junior Strous in en vond het vertrouwen terug. In 2004 maakte het team een terugkeer naar de Duitse F3 met Ho-Pin Tung, combineerde dat met Formule Renault-programma’s en begon langzaam te herstellen.
De echte omslag kwam halverwege het decennium. Met coureurs als Renger van der Zande, Récardo Bruins Choi en Dominick Muermans verbeterde het sportieve rendement, en in 2007 werd Carlo van Dam kampioen in de Duitse Formule 3. Cruciaal was ook een strategische alliantie met Volkswagen Motorsport: dankzij bemiddeling van Peter Utoft kreeg Van Amersfoort gratis motoren en technische ondersteuning van Volkswagen, wat de kostenstructuur en het prestatieniveau sterk verbetert. Tegelijkertijd versterkte het team zijn engineering door mensen als Wilmar Franssen en later Rik Vernooij binnen te halen.
Die investeringen betaalden zich uit: Laurens Vanthoor debuteerde in 2008 als zestienjarige en bleek snel een toptalent; in 2009 werd hij kampioen, terwijl teamgenoot Stef Dusseldorp vicekampioen werd—een 1-2 voor Van Amersfoort Racing. Daarmee waren de moeilijke jaren achter de rug en had het team zich heruitgevonden als een kraamkamer voor rijdertalent met factory-ondersteuning.
Kortom: Van Amersfoort Racing doorstond tussen 1999 en 2004 een combinatie van sportieve teleurstellingen, personele wisselingen, technologische uitdagingen en financiële nood, maar vond via KNAF-initiatieven en vooral partnerschappen met Renault en Volkswagen de weg omhoog. Die wederopstanding legde de basis voor nieuwe successen en het aantrekken en vormen van topjuniortalent in de jaren daarna.