Een halve eeuw Van Amersfoort Racing: Marcel Albers, Jos Verstappen en succes in F3
In dit artikel:
Eind jaren tachtig keerde Frits van Amersfoort weer terug naar de formuleautos nadat een uitstap naar toerwagens was afgerond. In 1989 bracht de komst van talent Marcel Albers en monteur Rob Niessink – die later CEO van het bedrijf zou worden – het team sportief en organisatorisch in een opwaartse spiraal. Albers veroverde dat jaar de titel in het Nederlandse Formule Ford-kampioenschap, maar de illusie van continuïteit kreeg in 1990 een knauw toen Albers overstapte naar Vitaal Racing voor een stap omhoog naar de Formule Opel Lotus. Financiële krapte en het vertrek van de beste coureur maakten van 1990 een moeilijk jaar: Van Amersfoort moest races missen en het team krabbelde moeizaam overeind met hulp van contacten bij Marlboro Nederland.
De entree van Renault in 1991 — met een nieuw Formule Renault 1.7-kampioenschap — gaf opnieuw lucht. Met steun van Marlboro en twee Martini’s kon Van Amersfoort deelnemen aan nationale en enkele Europese races, maar sportief viel 1991 tegen: de coureurs presteerden niet optimaal en de Martini bleek geen topauto. Een belangrijke keerpunt kwam in 1992 dankzij de rol van oud-coureur en zakenman Huub Rothengatter, die Jos Verstappen als jong talent introduceerde. Een test op Zandvoort overtuigde: Verstappen paste perfect in de Formule Opel en met financiering van Philips Car Systems en Marlboro kon Van Amersfoort via een overname van Vitaal Racing Jos in de teamkleuren laten rijden.
Het seizoen 1992 werd monumentaal. Verstappen domineerde het Benelux-kampioenschap en boekte ook Europese successen — Zolder was een hoogtepunt met twee overtuigende overwinningen — en vestigde daarmee de internationale naam van Van Amersfoort Racing. De triomfen stonden in schril contrast met de tragedie van dat jaar: op de dag van Verstappens eerste zege verongelukte Marcel Albers in Engeland, een zware slag voor de gemeenschap rond het team. Niettemin markeerde 1992 een mijlpaal: Van Amersfoort was nationaal gezien hét formuletalententeam geworden.
Na Verstappens vertrek naar de Duitse Formule 3 (met Willi Weber en Marlboro) leek het succes voorbij, maar het team vond opnieuw sterkhouders. Via Huub kwamen Vincent Radermecker en later Tom Coronel en Kurt Mollekens naar het team. Radermecker was een sterk, maar volgens Van Amersfoort te weinig gewaardeerd talent; hij was dichtbij Europees succes in 1993 maar verloor het kampioenschap door een aanrijding in de slotrace. Tom Coronel maakte in 1994 indruk, maar liep op cruciale momenten tegen pech en incidenten aan — waaronder een gebroken achterwielophanging op Mugello en een beschadiging op de Nürburgring door een tegenstander — en werd tweede. Deze jaren bevestigden echter de reputatie van Van Amersfoort als springplank voor rijders met Europese ambities.
In 1995 zette het team een stap richting internationalisering door de Portugees Manuel Gião aan te trekken, gefinancierd door Castrol Portugal. Sportief bleef Van Amersfoort meedoen op hoog niveau, maar de ambitie reikte verder: Formule 3 werd gezien als de serieuze volgende stap. Na het Europees kampioenschap in de Formule Opel met Bas Leinders in 1996 besloot Van Amersfoort de sprong te wagen. Met hulp van een investeerder (Eric Wright) kocht het team een Dallara F3-auto en debuteerde in 1997 in de Duitse Formule 3 met Leinders. Dat jaar was sportief sterk — de ploeg was geregeld dichtbij winst, maar kende ook teleurstellingen zoals een kapotte versnellingsbak op de Norisring. Tegelijk nam het team organisatorisch een belangrijke voorsprong: Van Amersfoort Racing B.V. werd opgericht en de activiteiten verhuisden langzaam van het familie-autobedrijf naar een professioneel raceteam.
Voor 1998 breidde Van Amersfoort uit naar twee auto's: Bas Leinders en Christijan Albers (die door Marlboro werd gesteund). Met een sterk technisch team onder leiding van engineer John McGill behaalde het team veel zeges; Leinders kroonde zich tot Duits F3-kampioen en Albers scoorde meerdere overwinningen. Daarmee vervulde Van Amersfoort een langgekoesterde ambitie: het team was in Formule 3 een succes geworden en had zich als kweekvijver voor rijders en als betrouwbare organisatie op internationaal niveau gevestigd.
Door de jaren heen kenmerkte Van Amersfoort Racing zich door het handwerk en de inzet van een kleine ploeg: Frits zelf sleutelde, deed magazijn en boekhouding en combineerde lange tijd het raceteam met het familiebedrijf. Rob Niessink groeide van monteur uit tot de leidinggevende rol binnen de organisatie. Sponsordeals met Marlboro, samenwerkingen met merken als Renault en Philips Car Systems, en het durven nemen van financiële risico’s voor talenten bepaalden de opbouw van het team. Tot 1998 heeft Van Amersfoort zich ontwikkeld van een regionale formuleploeg tot een gerespecteerde Europese kracht die veel rijders doorliet naar hogere klassementen, waaronder het traject van Jos Verstappen naar de Formule 1. Het vervolg van het verhaal wordt in een volgend deel behandeld.