De lange weg van Marc Márquez naar zijn zevende MotoGP-wereldtitel
In dit artikel:
Marc Márquez keerde na een jarenlange periode van fysieke tegenslag en onzekerheid terug aan de absolute wereldtop van de MotoGP. De Spanjaard, die tussen 2013 en 2019 al zes wereldtitels in de koningsklasse veroverde en als onstuitbare kracht werd gezien, raakte op 19 juli 2020 in Jerez zwaar geblesseerd: een highsider leidde tot een gebroken rechterbovenarm. Wat volgde was een langdurig, gecompliceerd herstel met in totaal vier operaties — waaronder een tweede ingreep nadat de titaniumplaat in zijn arm bij het openen van een raam brak, en een later geplaatste bottransplantatie uit de heup — en perioden van twijfel of hij ooit nog op zijn oude niveau zou terugkeren.
Márquez probeerde al snel terug te keren (een te vroege poging in juli 2020), maar eindigde dat seizoen grotendeels aan de kant. Pas in april 2021 maakte hij zijn rentree in Portimão en boekte later dat jaar nog enkele overwinningen voor Honda, waaronder op de Sachsenring en in Austin. Toch bleef blessureleed hem achtervolgen: in 2022 had hij opnieuw problemen met zijn zicht na een zware crash en onderging hij begin juni opnieuw een operatie in de Mayo Clinic om de mobiliteit van zijn arm te verbeteren. Het seizoen 2023 werd een dieptepunt: meerdere crashes en frustratie met de Honda RC213V leidden tot het besluit om niet langer met Honda verder te gaan. Op 4 oktober 2023 maakte de fabrikant bekend dat de samenwerking met wederzijds goedvinden werd beëindigd; kort daarna werd bevestigd dat Márquez in 2024 bij Gresini Ducati aan de slag ging.
Die overstap bracht nieuw leven in zijn carrière. Bij Gresini en later als onderdeel van Ducati’s fabrieksteam speelde Márquez zijn ervaring en opportunisme uit: hij behaalde podiumplaatsen en verdiende zo in juni 2024 een promotie naar de fabriek. Zijn eerste overwinning op een Ducati kwam op 1 september 2024 in Aragón. In 2025 zette Márquez die opwaartse lijn kracht bij: hij begon het seizoen bij Ducati met overtuigende optredens, pakte in Thailand zowel de sprintrace als de Grand Prix en bouwde een reeks overwinningen op die hem dominantie in dat seizoen opleverden.
Op 28 september 2025 maakte Márquez het af in Mobility Resort Motegi: met een tweede plek in de race verzekerde hij zich van zijn zevende MotoGP-titel, precies 2.184 dagen na zijn vorige koningsklasse-kampioenschap. Daarmee staat hij op gelijke hoogte met Valentino Rossi qua aantal wereldtitels in de MotoGP; als ook zijn titels in 125cc en Moto2 worden meegerekend heeft Márquez er negen. Alleen Giacomo Agostini (acht 500cc-/MotoGP-titels) staat nog boven hem in de échte recordlijst, wat de deur openzet voor verdere jacht op historische mijlpalen.
Kortom: Márquez’ zevende titel is niet alleen een sportieve triomf, maar ook een van de meest opmerkelijke comebacks in de motorsport — een verhaal van herstel na herhaalde operaties, een moeilijke breuk met zijn oude team en een succesvolle heroriëntatie bij Ducati die hem terug naar de top bracht.